Plantaardige voeding veroorzaker van klachten?
Plantaardige voeding veroorzaker van klachten?
Planten: peulvruchten, groenten, fruit, kruiden, paddenstoelen…we horen zo vaak over de vele voordelen ervan voor onze gezondheid. Populaire documentaires op Netflix zoals ‘the Game Changers’ stimuleren om enkel nog plantaardige voeding te eten. Zelden horen we dat planten bij sommige mensen ook klachten kunnen veroorzaken. Nuanceren en kennis van de juiste voedingsstoffen is dus van groot belang.
Planten leveren ons vitaminen, mineralen, vezels en fytochemicaliën: dit zijn specifieke bestanddelen van de plant die een biochemisch effect hebben op de planteneter. Denk bijvoorbeeld aan curcumine in de geelwortel (kurkuma), hydroxytyrosol in olijfolie, sulforafaan in broccoli en allicine in knoflook. Deze fytochemicaliën zijn in feite afweerstoffen van de plant, bedoeld om schade te brengen aan degene die het eet: zoals insecten en schimmels. Deze stoffen veroorzaken ook een lichte vorm van stress in het menselijk lichaam. Ons lichaam gaat zich hiertegen wapenen waardoor we er uiteindelijk gezonder van worden. Bij sommige mensen is de stressreactie echter te heftig waardoor ze klachten kunnen krijgen van het eten van (sommige) planten.
Alle organismen willen als soort succesvol zijn: ze moeten overleven en voortplanten om hun genen door te geven. Opgegeten worden hoort voor de meeste organismen niet bij deze strategie.
Bacteriën met gunstige vetzuren kunnen ook darmkrampen veroorzaken
Voor mensen met het prikkelbare darmsyndroom (PDS) is het veelal geen nieuws dat sommige planten klachten kunnen veroorzaken. Planten bevatten fermenteerbare vezels. Dat wil zeggen dat de vezels door bacteriën in de dikke darm worden gefermenteerd. De bacteriën maken daarbij gunstige vetzuren voor ons, maar er kunnen ook gassen bij vrijkomen die verantwoordelijk zijn voor krampen in de darm. Hieruit is het low-FODMAP-dieet ontstaan, waarbij mensen met PDS via een eliminatiestrategie de klachten-veroorzakende planten achterhalen.
Ook een plant wil niet gegeten worden
Voor alle organismen geldt dat ze als soort succesvol willen zijn. Dat wil zeggen: ze moeten overleven en voortplanten om hun genen door te geven. Opgegeten worden hoort voor de meeste organismen niet bij deze strategie. Tenzij je bijvoorbeeld een stuk fruit bent. De plant maakt zijn vruchten aantrekkelijk en smakelijk met als doel dat ze gegeten worden. De zaadjes worden dan elders uitgepoept en op deze manier verspreidt de plant zijn nageslacht.
Veel planten willen echter níet opgegeten worden. Echter, ze kunnen niet wegrennen zoals dieren dat kunnen, dus ze zullen zich op een andere manier moeten verdedigen. Dit kunnen planten op diverse manieren doen. Sommige planten bevatten stekels waarmee ze zich mechanisch verdedigen tegen vraat. De bescherming kan ook door middel van een visuele strategie: de blaadjes van een passiebloem bevatten witte vlekjes die lijken op eitjes. Hierdoor zullen vlinders hun eitjes er niet op leggen, waardoor de plant uiteindelijk beschermd wordt tegen de rupsen die eruit voortkomen. Er zijn zelfs planten die een symbiose hebben met insecten die hen beschermen tegen vraat. De plant voedt daarbij het insect of biedt het een huis, en het insect verdedigt de plant tegen andere insecten die het proberen te eten.
Wetenschappelijke bronnen
Plant food toxins in an Evolutionary Context, George Diggs, PhD.
Hormese: wat jou niet doodt, maakt je sterker
Planten kunnen zich ook biochemisch verweren, doordat ze giftige stoffen produceren. Dit afweermechanisme is waar mensen gezondheidsvoordeel, of juist gezondheidsnadeel uit kunnen halen. Dit heeft alles te maken met het principe van hormese. Hormese wil zeggen: 'what doesn’t kill you, makes you stronger'. Een lichte stressor (zoals sporten of een koud bad nemen) activeert allerlei beschermingsmechanismen in de mens. Hierbij worden genen geactiveerd die zorgen voor een betere immuunrespons, ontstekingsremming, verhoogde ontgifting en productie van allerlei anti-oxidant enzymen. Een te hoge dosis van de stressor kan echter juist schadelijk zijn. Elke dag sporten leidt gauw tot overtraindheid en een te belastende training kan schade uitlokken. Of een stressor schadelijk is of juist gezond is is afhankelijk van zowel de duur en frequentie van de stressor als van de sterkte van de stressor.
Giftige planten
Voor planten geldt dat de dosis van sommige giftige planten of paddenstoelen maar zó laag hoeft te zijn dat we er al aan zouden overlijden. Het eten van vijf besjes van de wolfskers is al dodelijk. Voor minder giftige planten geldt dat je er veel meer van moet eten om toxische effecten te krijgen. Of iets giftig is voor jou hangt af van persoonlijke factoren zoals genetica, je darmflora en je capaciteit om deze stoffen te elimineren via de ontlasting en urine. Ook de bereidingswijze bepaalt of plantengifstoffen worden afgebroken en afgevoerd. Maar in principe zijn alle planten een beetje giftig, als je ze maar vaak genoeg en in grote hoeveelheden eet, of niet op de juiste manier bereidt.
Van nature werden we hiertegen beschermd doordat niet alle planten het hele jaar door te vinden zijn in de natuur. Tegenwoordig kunnen we echter het hele jaar door, jaar in jaar uit dezelfde voedingsmiddelen eten. Deze eenzijdigheid kan leiden tot stapeling van de effecten van plantentoxinen. Het is dus wijs met de seizoenen mee te leven en te zorgen voor een grote voedselvariatie. Eet dus van alle groenten en kruiden een beetje, in plaats van één soort heel veel. Daarom hanteren we de stelling binnen de kPNI:
'Wanneer je van alles iets eet, is alles ‘menseneten’ maar wanneer je van één ding alles eet is niets menseneten.
Een grote voedselvariatie leidt er tevens toe dat je een grotere diversiteit aan darmbacteriën ontwikkelt. Deze bacteriën helpen met de ontgifting van plantentoxines.
Lectinen
Plantenstoffen waarvan meer en meer bekend wordt dat ze een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van bepaalde ziektebeelden zijn lectinen. Dit zijn complexe eiwitten in planten die zich kunnen binden aan suikerverbindingen. Deze suikerverbindingen vinden we terug op de celwanden van onze cellen. Ze spelen een rol in de communicatie tussen cellen. Zo kan het immuunsysteem aan de suikerverbindingen op de cel herkennen of de cel lichaamseigen of lichaamsvreemd is. Wanneer hier een lichaamsvreemd lectine aan gekoppeld zit kan dit ertoe leiden dat het immuunsysteem de cel als lichaamsvreemd beschouwd en gaat aanvallen. Daarom kunnen lectinen een rol spelen bij de ontwikkeling van chronische ontstekingen en auto-immuunziekten. Dergelijke mechanismen zijn vastgesteld bij onder andere diabetes type 1 en reumatoïde artritis.
De cellen van onze darmwand zijn ook bekleed met dergelijke suikerverbindingen. Het is gebleken dat wanneer lectinen hieraan binden de slijmbekercellen in de darm minder slijm (mucine) gaan produceren. Deze slijmlaag heeft een belangrijke functie in de afweer van ziekteverwekkers. Een dunnere slijmlaag vergroot de kans op infecties in de darm die leiden tot chronische ontstekingen in het lichaam. Lectinen kunnen in de maag leiden tot histamine-afgifte waardoor overmatig maagzuur geproduceerd wordt. Lectinen worden daarmee in verband gebracht met maagzweren.
Plantaardige voedingsmiddelen met lectinen die bij veel mensen klachten veroorzaken:
- peulvruchten: erwten, bonen, linzen, peulen, pinda’s en sojabonen
- granen: tarwe, mais, spelt, kamut, haver, rogge. Weat germ agglutinin ofwel tarwekiem, agglutinine is een lectine die in deze granen voorkomt.
- nachtschades: aardappelen, tomaten, pepers, paprika, aubergine en gojibessen
De beste manier om lectinen uit het voedsel te verwijderen is door middel van fermentatie of koken in een hogedrukpan. Daarnaast kunnen lectines uit het lichaam worden verwijderd door het gelijktijdig eten van zogenaamde sacrificial foods, ofwel: voedingsmiddelen die complexe suikers bevatten waarmee ze zichzelf ‘opofferen’ door zich te binden aan de lectinen. Hierdoor kunnen de lectinen het lichaam via de darm verlaten. Voorbeelden van dergelijke voedingsmiddelen zijn zeewier, okra, mango, paddenstoelen en honing. De aanwezige suikers in deze voedingsmiddelen zoals fucose, D-mannose en N-acetyl Glucosamine zijn ook als supplement inzetbaar om het lichaam te ontdoen van lectinen.
Wetenschappelijke bronnen
Antinutriënten zoals fytinezuur
Planten hebben ook andere stoffen waarmee ze zich beschermen. Zo hebben veel planten zogenaamde antinutriënten. Deze stoffen worden zo genoemd omdat ze de voedingswaarde van de plant (en andere voedingsmiddelen waarmee de plant gegeten wordt) verlagen. Fytinezuur is een bekend antinutriënt in bijvoorbeeld noten, zaden en peulvruchten. Het kan de opname van tal van mineralen verlagen (zoals calcium, ijzer, zink en magnesium). De hoeveelheid fytinezuur in het voedsel kan worden afgebroken door het te fermenteren of een nacht te weken.
Spijsverteringsremmende stoffen
Sommige planten kunnen ook de spijsverteringsenzymen in de mens remmen door middel van trypsine-remmers. Door deze remmende voedingsbestanddelen kunnen we ons voedsel niet meer goed verteren waardoor de voedingswaarde afneemt. Remmers van onze spijsvertering kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van buikklachten en nadelige veranderingen binnen de darmflora. Door middel van verhitting kunnen deze remmers (deels) afgebroken worden. Bij mensen die een raw food of veganistisch dieet volgen worden niet zelden lage pancreas-elastase- en chymotrypsine-waarden aangetroffen bij een ontlastingsonderzoek. Dit is een marker voor een afname van verteringsfunctie van de alvleesklier.
Wetenschappelijke bronnen
Veel mensen met chronische gewrichtsklachten ervaren verlichting wanneer ze oxalaten in hun voeding beperken tot 50-100 mg per dag.
Energiebesparing in ons verteringsproces heeft geleid tot onze hersengroei
De uitvinding van het vuur heeft een grote rol gespeeld in de evolutionaire ontwikkeling van het brein van de mens. Doordat we ons voedsel konden koken konden we meer voedingswaarde halen uit het voedsel dat we aten. We hoefden daardoor minder energie te steken in het verteren van al het harde plantenmateriaal. De dikke darm van de mens is mede hierdoor veel korter geworden in vergelijking met de darm van andere mensapen. Gorilla’s zijn de hele dag op takjes en blaadjes aan het kauwen om maar voldoende calorieën binnen te krijgen. Dit wordt in de wetenschap de expensive tissue hypothesis genoemd. Door het eten van meer calorierijke voeding (vlees en vis) en door de uitvinding van het vuur konden we energie besparen bij het verteringsproces. Deze energieopbrengst konden we steken in de groei van onze hersenen.
Wetenschappelijke bronnen
Oxalaten en gewrichtsklachten
Een hele andere groep planten-toxinen zijn oxalaten. Oxalaat bindt aan calcium en kan daarmee kristallen vormen die neerslaan in weke delen of gewrichten. Het is bekend dat het bij gevoelige mensen nierstenen kan veroorzaken, artritis en pseudojicht (chondrocalcinose). Veel mensen met chronische gewrichtsklachten ervaren verlichting wanneer ze oxalaten in hun voeding beperken tot 50-100 mg per dag. Een portie spinazie, bosbieten of rabarber bevat al gauw 700-800 gram. Ook noten (met name amandelen, cashew- en hazelnoten) en bepaalde vruchten (gedroogd fruit, sterfruit, kiwi) of knollen kunnen zeer rijk zijn aan oxalaat. Net als granen en zaden (boekweit, (zoete) aardappel, rijstzemelen, chia, cacao). In een zeer gevarieerde voeding (zoals oorspronkelijk) vormen oxalaten geen bedreiging. Een dagelijkse ‘gezonde’ spinaziesmoothie met amandelmelk, kiwi en bessen met een schepje cacao en een topping van zaden lijkt wellicht in dit geval niet zo’n goed idee.
Wetenschappelijke bronnen
Het is verstandig om een zeer gevarieerde en omnivore voeding na te streven.
Veganist versus carnivoor?
Populaire documentaires als ‘the Game Changers’ en ‘What the Health’ laten een eenzijdige visie zien op het eten van planten. Voor het merendeel van de populatie zal gelden dat hun gezondheid enorm vooruit zal gaan wanneer ze van een standaard westers dieet vol bewerkte voedingsmiddelen overschakelen op een ‘wholefood’ plantaardig dieet. Echter wordt er voorbijgegaan aan de schadelijke effecten die planten kunnen hebben op sommige mensen (nuance is belangrijk!). Dierlijke voeding wordt vaak aangewezen als veroorzaker van kanker en hart- en vaatziekten. Daarbij wordt verwezen naar epidemiologische studies.
Oorzakelijk verband niet vast te stellen
Het nadeel van epidemiologie is dat je geen oorzakelijk verband kunt vaststellen. Vlees eten wordt over het algemeen beschouwd als niet gezond. Vleeseters hebben daarom veelal maling aan gezondheidsadviezen, waardoor ze ook vaker roken en minder bewegen. Groenten en fruit worden algemeen beschouwd als zeer gezond. Mensen die veel groenten en fruit eten zijn bewuster met gezondheid bezig: ze sporten vaker en doen meer aan ontspanning. Als een vleeseter eerder sterft aan een infarct: komt het dan door het vlees, door het roken, door het gebrek aan lichaamsbeweging, of door het gebrek aan plantaardige voeding?
Planten zijn op hun beurt arm aan bepaalde nutriënten zoals onder andere creatine, choline, taurine, B12, carnosine en de omega-3-vetzuren DHA en EPA. Ze kunnen daarnaast vanwege eerdergenoemde redenen de opneembaarheid van vele mineralen en sporenelementen remmen.
Carnivoren-dieet
Als tegenhanger van het veganistische dieet zien we het carnivoren-dieet opkomen waarbij mensen uitsluitend dierlijke voeding eten zoals (orgaan)vlees, vis, eieren, schaal- en schelpdieren en bottenbouillon. Online zijn legio indrukwekkende anekdotes te lezen. Patiënten zijn genezen van hun kwaal door het volledig elimineren van peulvruchten, granen, groenten, fruit, noten, pitten en zaden uit hun voeding.
Wetenschappelijke bronnen
Het carnivoren-dieet is eigenlijk een extreem eliminatie-dieet, dat zijn nut kan hebben om individuele voedingstriggers te identificeren. Er zijn echter vele hypothetische problemen die door dit voedingspatroon op termijn kunnen ontstaan: van voedingstekorten, tot nadelige veranderingen in de darmflora, tot stikstofstapeling en oxidatieve stress. De mens heeft in zijn evolutie zowel dierlijke als plantaardige voedingsmiddelen gegeten. Hij moest noodgedwongen variëren omdat de jacht niets opleverde of omdat het seizoen niet voorzag in bepaalde planten. Het is daarom verstandig om een zeer gevarieerde en omnivore voeding na te streven.
(Orgaan)vlees, vis, schaaldieren, groenten, paddenstoelen en vruchten maakten onderdeel uit van onze oervoeding. Granen, peulvruchten (waaronder pinda’s en soja), aardappelen en zuivelproducten zijn voedingsmiddelen die we evolutionair gezien nog niet zo lang eten (200-10.000 jaar). Daarbovenop zijn fabrieksmatige voedingsmiddelen rijk aan suiker, transvetten, geur- kleur- en smaakstoffen helemaal een evolutionaire nieuwkomer. De meest logische stap bij een eliminatietraject is om eerst deze voeding te beperken alvorens over te gaan op een totale eliminatie van planten.
Met veel passie zoek ik tijdens een consult de oplossing van de vaak complexe puzzel.Lees meer over Anne-Ruurd